Otto B. de Kat

zonder titel - gesigneerd "de kat" rechtsonder - te dateren 1935-1940 - 11 x 14 cm - aquarel en potlood - niet ingelijst - opgenomen in de oeuvrecatalogus van het RKD (kat.rkdmonographs.nl) onder "tekeningen"

€ 275

Otto B. de Kat (1907-1995) • Geboren in Dordrecht, overleden in Laren. Groeide op in Haarlem. Begonnen als bouwkundig tekenaar, ging hij zich in de loop van de jaren twintig steeds meer toeleggen op het schilderen. Zijn eerste tentoonstelling had hij in 1933 in Haarlem, tezamen met Paul Citroen. Belangrijke thema´s in zijn werk (schilderijen, tekeningen, grafiek) zijn interieurs, stillevens, stadsgezichten en landschappen, veelal ontstaan in Frankrijk waar hij tussen 1965 en 1985 ´s zomers verbleef. Behalve als schilder en graficus was Otto B. de Kat actief in het (kunstenaars)verenigingsleven; zo was hij een van de oprichters van de Hollandse Aquarellistenkring en enige tijd voorzitter van Arti en Amicitiae. Tevens schreef hij kunstkritieken voor Het Vrije Volk en het Haarlems Dagblad. Tussen 1955 en 1972 was hij hoogleraar schilderen aan de Rijksacademie van Beeldende kunsten te Amsterdam. Van 1967 tot 1975 was hij nauw betrokken bij het opzetten van Museum Henriette Polak te Zutphen. Bron: galeries.nl

De Kat over zijn manier van werken:

... Nadat ik soms heel lang aan een schilderij gewerkt heb, steeds zoekend naar een evenwichtige samenhang en vooral naar een zekere spanning, die door de richtingen van het lijnenspel moet worden opgeroepen, de verhoudingen van de vlakken en de kleurwaarden, kan er een grote vermoeidheid optreden. Als ik eens heel gelukkig ben geweest met hetgeen ik gemaakt heb en het ook vlot tot stand is gekomen, verwonder ik mij erover dat er niet direct daarna weer een dergelijk resultaat tot stand komt. Uit lange ervaring weet ik nu, dat ik steeds dezelfde weg af moet leggen.
Laat ik nu eens het landschap of stadsgezicht nemen - en heb ik het over de periode na 1960 waarin ik niet meer "sur le motif" werk maar op het atelier. Ik zoek een motief of ik word getroffen door een onderwerp en maak buiten schetsen. Er zijn honderden schetsen die ik op reis of in de omgeving heb gemaakt in kleine of grotere schetsboeken. Ga ik vervolgens een schilderij opzetten, dan teken ik, in de exacte verhoudingen van de schets, al is die nog zo vluchtig, een nauwkeurige tekening op het doek; zelfs willekeurig neergekrabbelde accenten of aanduidingen neem ik nauwkeurig over. Daarna ga ik met een dunne laag de toon aangegeven, de kleur zoals die in mijn geheugen is achtergebleven of zoals ik die in mijn schetsen genoteerd of geschreven heb. Daarmee heb ik een ondergrond, een stramien. Van dat voorbereidende stadium ga ik geleidelijk over naar een vrijere interpretatie. Ik ga dan meer van het palet uit schilderen, dat wil zeggen, van de complementaire kleuren uit of wat ik zou willen noemen de familiaire kleur, kleuren die dicht bij elkaar liggen. Daaruit ontstaan dan werken, die bijvoorbeeld een warm of een koel gamma hebben, een 'hoofdtoon'. Daarin komen dan accenten, een rood, een groen enzovoorts. Tezelfdertijd wordt de oorspronkelijke tekening op de ene plaats aangehouden en op de andere plaats verschoven- sommige partijen groeien samen tot één vlak of er wordt een accent geplaatst, dat op de schets niet aanwezig is. Op een bepaald moment is de tekening onzichtbaar, maar ook de voorstudie, de schets gebruik ik niet meer. De zo getrouw aangegeven kleuren worden ook niet meer gehandhaafd. Het schilderij heeft nu een geheel ander kleurenschema en een andere opbouw dan de schets deed verwachten. Bron: "Otto B. de Kat" door drs. Hans Redeker uit 1984 - Uitgeverij Van Spijk Venlo